Dit is waarom contante betalingen worden afgerond en pinbetalingen niet

Contant

Wanneer je iets in de winkel koopt, krijg je vaak de keuze tussen pinnen of contant betalen. Als je het bedrag pint, betaal je precies het bedrag dat op het prijskaartje staat. Maar als je contant betaalt, wordt het bedrag naar 0 of 5 cent afgerond. Waarom is dat zo? Radar zoekt het uit.

Waarom ronden we contante betalingen af? 

Contante betalingen worden afgerond, omdat 1 en 2 eurocent muntjes simpelweg onhandig zijn. Het precieze wisselgeld teruggeven met 1 en 2 centjes leidde tot veel gepruts. Om het winkeliers makkelijker te maken mogen zij van de wet bedragen die niet op 0 of 5 cent eindigen, gewoon afronden. 

Bij pinbetalingen hoeven we geen gebruik te maken van muntjes en wisselgeld. Het afronden is hier dus niet nodig. Het is dan dus ook niet de bedoeling dat winkeliers het bedrag bij pinbetalingen afronden, omdat er hier geen onhandigheden met muntjes zijn.

Duidelijkheid over afronden

Als er in een winkel afgerond wordt, moet de winkelier in de winkel aangeven dat ze de afrondingsregels aanhouden. Dat kan bijvoorbeeld met een sticker op de kassa of op het raam. 

Hoe werkt afronden? 

Contante betalingen worden altijd afgerond naar 0 of 5 cent. Er wordt naar onder of naar boven afgerond, afhankelijk van het precieze aankoopbedrag. Dat zit zo: 

  • Bedragen die eindigen op 1 of 2 worden naar beneden afgerond (naar 0)
  • Bedragen die eindigen op 3 of 4 worden naar boven afgerond (naar 5)
  • Bedragen die eindigen op 6 of 7 worden naar beneden afgerond (naar 5)
  • Bedragen die eindigen op 8 of 9 worden naar boven afgerond (naar 0)

Mag je wel nog betalen met 1 en 2 cent?

1 en 2 eurocent muntjes zijn wel nog steeds geldige betaalmiddelen. Hoewel je ze niet snel als wisselgeld terug zult krijgen, mag je er in principe wel gewoon nog mee betalen. 

Let er wel op dat de winkelier zelf mag bepalen welke betalingen hij aanneemt. Muntjes van 1 en 2 cent mogen dus wel geweigerd worden als de winkelier ze niet wilt aannemen. 

Bron: Rijksoverheid